de plicht van slapeloosheid
Eva Meijer
Trouw
7 juli 2020
Toen ik tussen de weilanden door naar huis fietste, zag ik een hoofd in de sloot. Het bleek toe te behoren aan een van de schapen die in het weiland aan de overkant staan. Ik was niet de enige die het zag. Wel de enige die stopte. Ik belde de dierenambulance. Daar kreeg ik Bibi Dumon Tak aan de telefoon, schrijver van ‘De dag dat ik mijn naam veranderde’, een roman die ik toevallig net besteld had. Te water geraakte schapen vallen onder de brandweer. Terwijl Dumon Tak de brandweer belde, ging ik het weiland op.
Het schaap leek het niet lang meer vol te houden en voor ik het wist stond ik tot mijn middel in de modder. Ik vertelde het schaap dat ze sterk was en dat ik haar zou helpen eruit te komen. Dat ging eigenlijk heel soepel, ik kon haar wol vastpakken en haar zo naar de oever manoeuvreren. De kant op was even lastig – het schaap bewoog helemaal niet mee. Maar het lukte toch vlot. Op het land begon het schaap direct te grazen. Niet lang daarna kwam de dierenambulance, die was in de buurt, en zo kwam het in orde.
Een paar dagen eerder werd dierenactivist Regan Russell doodgereden door een vrachtwagen terwijl ze bij een slachthuis protesteerde. Russell maakte deel uit van de Save Movement, een beweging die dieren bijstaat die onderweg naar de slacht zijn. Ze filmen en fotograferen de dieren en delen die beelden om anderen bewust te maken van hun lijden en een plantaardige levensstijl te propageren. Ook proberen ze om de laatste momenten van de dieren te verzachten, bijvoorbeeld door ze water te geven. In deze acties staat getuige zijn centraal.
De Britse schrijver en Save-activist Alex Lockwood schrijft dat getuige zijn een ethische verantwoordelijkheid is die niet genoeg is en tegelijk te veel. Niet genoeg, want het redt de dieren niet; te veel omdat het degene die eraan gehoor geeft op kan slokken. Hier verwijst Lockwood naar Levinas, die ethiek een plicht van slapeloosheid noemt.
Ik weet niet of ik het met die definitie eens ben, maar ik ken die slapeloosheid. Soms valt er een schaap te redden, of een kikker, maar daar staat veel onveranderbaar leed tegenover.
In ‘De dag dat ik mijn naam veranderde’ gaat het zusje van de verteller dood aan kanker. Alsof dat niet erg genoeg is, mag de verteller van de ex van haar zus ook haar neefjes niet meer zien. Ze probeert alles, maar haar pogingen het tij te keren ketsen af op muren van familiegedoe en oude man-vrouwverhoudingen. Ook deze verteller kent de slapeloosheid.
Misschien is wakker zijn vaak geen keuze, maar iets wat je treft. Het is in elk geval lang niet altijd prettig. En misschien kunnen we meestal alleen maar morrelen aan de deur naar verandering. Maar iedereen weet dat als je lang genoeg morrelt, een deur ineens open kan schieten.
En soms blijkt een deur alleen een gedachte of een verhaal dat je ook anders kunt vertellen.